Home > artikelen > Interview: Jennifer Egan over haar roman Manhattan beach
artikelen

Interview: Jennifer Egan over haar roman Manhattan beach

‘Ik was het zat om experimentele romans te schrijven

Jennifer Egan is Amerikaans schrijver van romans en korte verhalen. Egan is auteur van de romans als The Invisible Circus (1995), Look at Me (2001) en A Visit From the Goon Squad (2010). Voor A Visit From the Goon Squad won Egan onder meer de Pulitzerprijs voor literatuur, de National Book Critics Circle Award en de Los Angeles Times Book Prize.

A Visit From the Goon Squad werd in het Nederlands vertaald als Bezoek van de knokploeg (2011), en Look at me als Kijk naar mij (2013). In oktober 2017 werd haar nieuwe boek Manhattan Beach uitgeroepen tot beste boek van de maand in het tv-programma DWDD.

Door Monique Huijdink

Wanneer wist je dat je schrijver wilde worden?
Jennifer Egan: ‘Ik nam in 1981 een jaar vrij tussen highschool en de universiteit, kocht een rugzak en ging in mijn eentje op reis naar Europa. In San Francisco, waar ik opgroeide, kende ik niemand die naar Europa was geweest. Mijn eerste bestemming van London waar ik onder de indruk was van de oude huizen. Die zie je niet in San Francisco, de oudste huizen daar zijn gebouwd in de 19de eeuw. Ook kon ik niet geloven dat die Engelse accenten echt waren: ik dacht dat ze deden alsof. Hoe kan een klein kind zo praten?! Zo naïef was ik. Het was een totaal nieuwe wereld voor mij. Het was een spannende en verrijkende ervaring, maar ook erg eenzaam. Er waren toen nog geen mobiele telefoons, geen internet en er zat negen uur tijdverschil tussen Europa en Californië. In de jeugdherbergen ontmoette je natuurlijk wel veel leeftijdgenoten, maar ik voelde me toch vaak geïsoleerd en had paniekaanvallen. Tijdens die reis voelde ik hoe essentieel schrijven voor mij was. Ik had altijd wel geschreven, maar toen tijdens die eenzame momenten in Europa voelde ik dat het een roeping was. Ik heb het dagboek nog. Door het bijhouden van dat dagboek begreep ik pas echt hoe belangrijk schrijven voor me was, zowel in goede als slechte tijden. Het was niet dat ik dacht dat ik er heel goed in was, maar meer dat ik ervoor gemaakt was om te schrijver te worden.’

Reageerden je ouders enthousiast op dat voornemen?
‘Ik ging een jaar later gewoon naar de universiteit en kreeg een beurs om twee jaar in Cambridge Engelstalige literatuur te studeren. Ik schreef toen ook een roman die trouwens verschrikkelijk slecht was. Daarna pas heb ik mijn ouders verteld dat ik romans wilde schrijven. Mijn vader – een ouderwetse jurist – schreef me dat hij dat allemaal erg interessant vond, maar vooral uitkeek naar de publicatie van mijn eerste korte verhaal. Zo van, je hebt nog nooit iets gepubliceerd dus hoe kom je erbij dat je meteen een roman kan publiceren? Hij maakte zich vooral zorgen over de financiële onzekerheid van zo’n bestaan. Toen ik korte tijd later naar New York verhuisde, werd ik zelf geconfronteerd met die onzekerheid. Ik kende daar niemand. Ik had alleen een roman waarvan ik dacht dat die geniaal was, maar dat vond verder niemand. Die roman was een mislukte voorganger van The Invisible Circus. Ik had geen echte baan en dat vond mijn vader vreselijk.
In 1988 kreeg ik een parttime baantje dat me erg hielp bij het schrijven, omdat alleen om de middag ging en ik dus ’s ochtends aan mijn roman kon werken. Ik werd privésecretaresse van maniak van een vrouw, Aline Griffith, Countess of Romanones, die spion was geweest tijdens de Tweede Wereldoorlog en later voor de CIA werkte. Ze was getrouwd met een Spaanse graaf en had een groot deel van haar volwassen leven doorgebracht in Spanje waar ze zich omringde met vrienden als Baron Guy de Rothschild, Salvador Dali, the Duchess of Windsor en Jacqueline Onassis. Ik assisteerde haar bij het schrijven van haar memoires over haar leven als spion, dat ze voor een groot deel verzonnen had. Ze noemde het faction. Mijn taak was het innerlijk leven van de hoofdpersoon te beschrijven. Haar innerlijk dus! Ik moest van haar beschrijven wat haar gedachten en gevoelens waren bij de avonturen die ze beleefd had. Ik heb daar goed kunnen werken aan mijn technieken om fictie te schrijven. Ik moest ook haar sociale leven regelen, namens haar corresponderen met fans, allerlei relaties onderhouden waarvan zij niet eens weet had en haar boeken signeren. Ze was helaas wel erg gemeen. Ze gilde en schreeuwde tegen me, had een verschrikkelijk humeur en was erg impulsief. Ze had waarschijnlijk een persoonlijkheidsstoornis. Maar ze betaalde goed, ik had in de drie jaar dat ik voor haar werkte net voldoende inkomen om van te leven en ik kon elke ochtend aan mijn roman werken.’

Even een sprong vooruit naar de recentere geschiedenis: in 2011 won je de prestigieuze Pulitzerprijs voor A Visit From the Goon Squad. Veranderde je leven daardoor?
‘Op een bepaalde manier wel. Ik kreeg veel meer lezers dankzij die prijs, ook in het buitenland. Het werkt enorm statusverhogend, het geeft je een geweldig kwaliteitskeurmerk. Ik ben me er terdege van bewust dat ik veel geluk heb gehad met het winnen van die prijs. Ik ben zelf vaak jurylid geweest en weet precies dat je een prijs wint omdat je het geluk had dat de juiste mensen in het juiste jaar in de jury zaten. Dat is geen bescheidenheid, dat is hoe het gaat. Sommige geweldige romans halen de shortlist niet eens omdat maar twee van de vijf juryleden dat een goed boek vinden. Ik had dus geluk en ben daar heel blij mee, maar voel me wel vaak slecht over mensen die dat geluk niet hebben. Wij hebben zo’n merkgedreven cultuur dat het verbinden van een topmerk als de Pulizerprijs aan jouw naam, echt heel veel waard is. Er zit een paradox in het feit dat de uitslag deels willekeurig is en de enorme impact van zo’n prijs. Maar dat alles gezegd hebbende, mijn leven is niet echt veranderd: ik werk nog op dezelfde manier, ik heb dezelfde kinderen, man en vrienden, en woon nog steeds in New York.’

Manhattan Beach speelt voor een groot deel in het New York van de jaren 30 en 40. Waarom wilde je een historische roman schrijven over die periode?
‘Dat weet ik niet precies. Het trok me aan op een instinctieve manier. Waarschijnlijk door 9/11 toen New York plotseling als een oorlogszone voelde. Ik wilde uitzoeken hoe dat was gedurende de Tweede Wereldoorlog. Ik hou ook van noir fiction als genre. Heel stedelijk, heel guur maar visueel heel rijk. Ik wilde die esthetiek gebruiken om New York in die tijd te beschrijven. Mijn research begon al in 2004 terwijl ik A visit from the Goon Squad aan het schrijven was. Ik dacht toen nog niet na over het verhaal van Manhattan Beach, maar was wel aan het nadenken over de werelden die bij het verhaal zouden kunnen horen zoals de Brooklyn Navy Yard, de wereld van de maffia die sterk was opgekomen tijdens de drooglegging en diepzeeduiken. Het belangrijkste waren de vele mensen die ik heb geïnterviewd die die tijd hadden meegemaakt en op de Brooklyn Navy Yard gewerkt hadden. Ik moest snel zijn want die mensen waren allemaal al in de negentig. Ik had nog geen plan voor het boek maar werd voortgedreven door mijn fascinatie voor die tijd en de verhalen van al die mensen uit zeer verschillende lagen van de bevolking. Ik weet niet waar het idee vandaan kwam om het duiken een belangrijke rol te laten spelen want ik was daar nog nooit in geïnteresseerd geweest. Maar ik vond het wel een opwindend idee. Ik heb nog zo’n ontzettend zwaar Mark 5 duikpak aangehad, waarin Anna, de hoofdpersoon uit Manhattan Beach, moest werken. Het feit dat ik het interessant bleef vinden, was voor mij een teken dat ik in de goede richting zat.’

De Japanse schrijver Haruki Murakami zegt dat het werk van een romanschrijver afhangt van hoe hij toegang vindt tot dingen in zijn onderbewustzijn. Hoe diep hij of zij daarin kan doordringen.
‘Daarmee ben ik het eens. Ik zou nooit dicteren hoe iemand anders het moet aanpakken, maar voor mij geldt dat mijn bewuste geest niet met de beste ideeën komt die me naar interessant materiaal leiden. Ik moet daaronder zien te komen, want daar zijn de verrassende ideeën en impulsen te vinden en daar komen de personages vandaan. Dat lukt me door met de hand te schrijven met mijn lievelingspen: een dunne stift op geel papier. Ik probeer op die manier vijf tot zeven pagina’s per dag te schrijven. Waar ik op hoop is dat ik stop met denken en gewoon opschrijf wat er in me opkomt zonder vooropgezet plan. Automatisch schrijven als het ware en hopen op verrassende ontwikkelingen op het papier. Ik stel me een omgeving en een atmosfeer voor en dan kijk ik wie er komen opdagen en wat ze gaan doen. Zo is de openingsscène van Manhattan Beach ontstaan waarin Anna als kind in de winter op blote voeten een stukje de ijskoude zee inloopt: ik stelde me voor dat ik daar was en toen kwam die scène in me op.
Er zijn veel dagen dat het totaal niet lukt, ik mezelf alleen maar herhaal maar ik hoop altijd dat in dat soms moeizame proces, er toch materiaal bij zit dat goed is.’

Droom je over je personages of over verhaallijnen als je aan een roman werkt?
‘Nee, maar ik vind dromen wel erg belangrijk. Ik val overal makkelijk in slaap, dat gebeurt soms ook als ik aan het schrijven ben. Korte hazenslaapjes waarin ik vluchtig aan het dromen ben. In onze dromen zijn we allemaal fictieschrijvers, verzinnen we verhalen die betekenis hebben. Ik droom vaak over weidse landschappen dus dat heeft wel overeenkomsten met hoe ik schrijf omdat de omgeving in mijn werk heel belangrijk is. Maar ik gebruik het nooit omdat het meestal niet past.’

Was Alice in Wonderland een inspiratie voor het karakter van Anna?
‘Daar heb ik nooit aan gedacht, maar dat is wel een interessante vraag, want ik hou erg van dat boek. We hebben allemaal een soort literatuur-dna, boeken die belangrijk voor je waren, die onderdeel van je zijn geworden. In mijn eerste roman The invisible circus dacht ik wel vaak aan Alice in Wonderland. Die roman gaat over een meisje wier oudere zus deel uitmaakt van de tegencultuur in de jaren 60 en zelfmoord pleegt in Europa. Het meisje zoekt na die gebeurtenis de plekken op die haar zus bezocht, ze maakt haar reis na. Een reis die erg lijkt op mijn Europese avontuur na highschool. Ze maakt een ontwikkeling door die erg lijkt op Going through the Looking glass. Maar mijn hoofdpersoon Anna in Manhattan Beach is niet onschuldig zoals Alice, ze is gecompliceerder, niet naïef en ze houdt dingen geheim. Mijn personages zijn nooit gebaseerd op bestaande personen of ze nou fictief zijn of echt geleefd hebben. Het opvallende is wel dat de naam Anna Kerrigan een beetje lijkt op Anna Karenina. Die naam heb ik niet bewust gekozen maar vond ik achteraf wel goed passen omdat Anna Karenina iemand was die met haar leven moest boeten voor haar seksualiteit. Mijn Anna hoeft uiteindelijk niet te boeten voor haar seksleven. De oorlog geeft haar een vorm van vrijheid die er voor die tijd niet was voor vrouwen.’

Het vrachtschip waarop de vader van Anna vaart heet de Elizabeth Seaman. Zij was een van de eerste vrouwelijke journalisten in die mannenwereld en schreef onder het pseudoniem Nellie Bly. Is het vernoemen van dat schip naar haar een eerbetoon?
‘Zij was als journalist heel brutaal. Ze deed zich voor als psychiatrisch patiënt om een reportage te kunnen schrijven over de verschrikkelijke praktijken van de inrichtingen in de 19de eeuw. Ook maakte ze in die tijd een reis om de wereld in 72 dagen als vrouw alleen. Ze was heel geëmancipeerd en sociaal bewogen. Er werden duizenden van die Liberty-vrachtschepen gebouwd tijdens de Tweede Wereldoorlog die allemaal vernoemd werden naar heldhaftige Amerikanen. Het was niet zo eenvoudig om een held of heldin te vinden die nog niet gebruikt was. Ik was dus erg blij om het schip Elizabeth Seaman te noemen en haar ziel daaraan te verbinden. Ik was verbaasd dat ze haar naam niet gebruikt hadden, maar wellicht was ze te pittig en dominant voor de militairen die de namen voor die schepen voordroegen.’

Manhattan Beach gaat ook over de relatie tussen vaders en dochters. Wanneer kroop die thematiek het verhaal binnen?
‘Zodra ik aan deze roman begon te schrijven wist ik dat die relatie heel belangrijk moest worden. De relatie tussen Anna en haar vader is de belangrijkste relatie in het boek. Veel van de vrouwelijke personages in mijn boeken hebben geen vader en ik dacht dat de vrouwelijke hoofdpersoon in dit boek opnieuw vaderloos zou zijn. Ik weet van te voren niet wat er gaat gebeuren in de boeken. Tot mijn vreugde bleek er in dit verhaal een belangrijke rol voor de vaderfiguur te zijn weggelegd. Dat was een verrassing die ik kreeg door mijn methode van met de hand schrijven. Na dat proces word ik pas analytisch, want dan moet ik orde scheppen in de chaos van 1400 handgeschreven pagina’s. Dan moet ik goed en precies nadenken over wat ik moet doen om het verhaal eruit te destilleren.’

Ik las dat je steeds iets nieuws wilt leren van elke roman die je schrijft. Wat heb je geleerd van Manhattan Beach?
‘Allereerst natuurlijk over de werelden waarover ik schreef, want daar wist ik aanvankelijk niets van. Maar het belangrijkste dat dit boek me leerde, was dat ik me herinnerde aan hoe belangrijk het is om ‘ouderwetse’ verhalen te schrijven met veel dramatische scènes, waarin je naar een momentum toeschrijft, een soort klassieke verhaallijn. Dat is echt heel moeilijk. Ik was een beetje vergeten hoe moeilijk dat was omdat mijn vorige romans heel experimenteel van vorm waren, heel fragmentarisch. Ik was verbijsterd om te ervaren hoe moeilijk het was om deze roman te schrijven. Ik moest hard trainen om weer goed te worden in basisverteltechnieken, het vakmanschap van verhalen vertellen en dat soms zelfs opnieuw leren. Ik merkte ook dat ik het zat was om experimentele romans te schrijven. Het schrijven op deze ‘ouderwetse’ manier, in de stijl van 19de eeuwse fictie was heel bevredigend.’

De meeste schrijvers die ik interview maken tijdens het schrijfproces grote stemmingswisselingen door. Van euforisch tot gedeprimeerd. Herken je dat?
‘Elk boek dat ik schreef had een moment van grote twijfel aan het bestaansrecht ervan. Bij The Visit from the Goon Squad gebeurde dat toen ik het al bijna af had. Ik heb het helemaal overhoop moeten gooien en heel anders georganiseerd. De wanhoop over dat boek kwam dus heel laat. Met Manhattan Beach kwam die wanhoop veel eerder in het proces, toen ik de eerste versie aan het schrijven was. Ik had het gevoel dat het me niet lukte, dat het niet goed genoeg was. Ik had me ook niet voldoende gerealiseerd hoeveel informatie ik nodig had over die periode. Het was niet genoeg om te weten in wat voor auto’s men toen reed of welke kleren ze droegen. Het ging veel verder dan dat. Om echt in iemands hoofd te komen moet je zijn of haar geschiedenis kennen, hun herinneringen, waar ze op reageren, wat hun culturele bagage is, waar ze nostalgische gevoelens voor koesteren. Zonder al die informatie was het rotzooi wat ik geschreven had. En toen dacht ik aan de Pulitzerprijs, dat ik zogenaamd zo geweldig goed was en wilde het liefst uit een raam springen, zo gedeprimeerd was ik. Maar ik ben er toch gewoon mee door gegaan. Bovendien bleef het materiaal van de research me boeien en dat is zoals gezegd altijd een goed teken.’

Wat vertelt Manhattan Beach ons over de huidige tijd?
‘Ik was geïnteresseerd in de machtsstructuren in Amerika in de jaren 30 en 40 waarvan ik dacht dat die sterk contrasteren met onze tijd. Bijvoorbeeld de aanwezigheid en acceptatie van gangsters binnen de Amerikaanse mainstream cultuur. Dat kwam door de drooglegging. Criminelen namen de drankhandel over en omdat iedereen drank wilde, vermengde de bovenwereld zich met de onderwereld. Ik dacht dat de positie van vrouwen op het werk ook sterk verschilde met nu. Het gekke is dat met de verkiezing van Donald Trump er een zelfde soort lomp gedrag terugkwam dat deed denken aan dat verleden. Ik dacht dat die tijd voorbij was. Nu zie je ook met #MeToo dat vrouwen op de werkvloer nog steeds heel slecht behandeld worden. Ik wilde schrijven over een wereld die verdwenen was, maar het lijkt alsof die wereld niet zo ver weg is als ik dacht.’

 

Geef een reactie